(Door Olav Heijt)

(Foto: MX Active)

Hij pakt zijn bord spaghetti en schuift aan. Hij is zo ontspannen dat het een beetje op eenzaamheid lijkt. Davy is rustig. Ik ken hem niet anders. Eerder zagen we hem zijn rondes doen. Davy doet zijn werk. Iedere ronde krijgt hij een bordmelding. Een seconde sneller, een seconde langzamer. Over een volle manche training scheelt het nagenoeg niks. Constant. Na drie manches over de Lommelse gaten is het einde werkdag. ‘ Het gaat weer lekker’, zegt hij vriendelijk. De snelheid is er weer en dat geeft vertrouwen. Nog niet voor de volle 100% hersteld, maar ongehaast bouwend aan. Hij neemt de tijd en we kletsen nog wat over zijn crossbestaan. Ook nog even over de komende GP in Kegums. Hij heeft er zin in, dat is duidelijk. We wensen hem veel succes als hij opstaat. ‘ We volgen je’, verzeker ik hem. Hij lacht dankbaar en vertrekt sloffend cool.

Vanmiddag zien we de torpedo aanslag van Zaragoza. Natuurlijk doet die jongen het niet expres, maar ik heb hem wel vervloekt. De pech van Jeffrey lijkt dit jaar voor Davy. Hij zal niet opgeven. Ook zal hij er weer bovenop komen zoals hij dat meerdere malen moest. Soms lijkt het een test om te kijken of ze groot genoeg zijn voor de absolute top. ‘ Als je dit kunt doorstaan mag je verder.’ Jeffrey haalde het en ook Davy gaat er gewoon komen. Nuchtere Hollanders met karakter, een groot hart en een ijzeren wil. Sterkte Davy!

Ooit heb ik er een keer mogen rijden en vaak zijn we wezen kijken. De Kerstcross in Valkenswaard was een jaarlijks spektakel. Een begrip. Daar moest je geweest zijn. Gefrustreerd liep ik daar dan rond omdat ik indertijd onvrijwillig ben moeten stoppen met de ‘actieve’ cross. Zonder kruisbanden was het niet te doen. De braces van nu vangen veel op maar toen was er niet zo veel op dat gebied. De laatste keer dat we de Kerstcross hebben bezocht ging het mis. Ik weet niet meer in welk jaar het was maar we belandden al voor de wedstrijd in de grote tent. We raakten met iedereen aan de praat en dronken bier. Veel meer dan noodzakelijk eigenlijk maar dat hoorde bij de leeftijd. Dat vonden wij dan. Op het moment dat de grote tent hard ronddraaide besloot ik maar even op te frissen buiten de tent en een stukje van de cross mee te pikken. Buitengekomen was het redelijk rustig en de laatste toeschouwers verlieten het circuit. De cross was ten einde en ik was er zelf ook wel een beetje klaar mee. Een hele middag bier drinken ga je uiteindelijk toch wel een keer merken. Eén van mijn maatjes verjaarde die dag. ‘Ik ga alvast, dan zie ik jullie straks wel’. In onze stamkroeg in Oud Gastel zouden we met z’n allen zijn verjaardag vieren. Dat feest hebben we toen niet gehaald. Bij een grensovergang werden we teruggestuurd en na wat omzwervingen zijn we uiteindelijk toch nog thuisgeraakt. Onze maat heeft staan wachten met zijn zakken vol muntjes. Gelukkig lachen we er nu om, maar toen was het vooral niet grappig. Binnenkort gaan we weer naar Valkenswaard. Dit keer de GP. Een prachtige baan met een evenzo mooi en talentvol startveld. Naarmate het dichterbij komt merk ik dat ik er een beetje nerveus van word. Het wordt de eerste keer sinds jaren dat ik de wereldtop live aan het werk ga zien. Mijn jongens kunnen ook niet wachten. Er moeten handtekeningen opgehaald worden en foto’s gemaakt. Net zoals ik deed toen ik 12 was. Ik doe wel stoer maar het zijn ook mijn helden. Nog steeds. Voor mij de allermooiste sport van de mannen van staal. 26 april ben ik ook weer even 12. Dan loop ik samen met m’n mannen in het rennerskwartier. Toppers spotten en handtekeningen vragen…

Als trouwe volger van het Amerikaanse supercrossgebeuren ben ik elk weekend naarstig op zoek naar de complete ‘main event’ verslagen van dit spektakel. Om een of andere reden lukt dat de laatste tijd niet meer en bevredig ik mijn crosslust met de ‘highlights’. Het zijn ook echt maar flitsen want ik ben nu binnen een minuut of 10 klaar met het hele gebeuren. Met een beetje pech herken je op je youtube startbeeld de rijder al, die met één hand de wedstrijd afrondt met zijn freestyle ‘finishjump’. Van ‘9 laps to go’ schiet het overzicht naar de ‘final lap’ en klaar zijn we. Het interview met de winnaar duurt nog langer. De zendtijd van dat eindgesprek is hoogstwaarschijnlijk dikbetaald door het team. Verscholen achter zijn blikje sportdrank hoor ik de beste man zijn team, de sponsors, zijn vader en moeder, zijn kleine zusje, de hond van de buren en zijn monteur nog even in het bijzonder, bedanken. Ook zonder zijn bandensponsor had hij het waarschijnlijk niet gered.
Ik ben nog steeds fan maar ’the trill is gone’.

“liefde op het eerste gezicht”.

De witte “oversized” bus staat netjes gewassen voor de deur. Stefan doet open en geeft me bij binnenkomst een stevige hand. Dat hij zijn CIOS opleiding net heeft afgerond is hem goed aan te zien.

Hij straalt conditie uit. Geen grammetje vet op zijn lijf en bovenbenen waar menig wielrenner jaloers op is. Zusje Amber zit “in” haar telefoon aan de eettafel.  Ze stelt zich voor en zegt netjes “U” tegen me. Een knap kind met fatsoen. Vriendelijk ook, maar dat “U” had dan weer niet gehoeven. Ook Stefans vriendin Heidi Rovers is aanwezig in “huize Hage”.

Een meer dan mooie verschijning met een meer dan grote bos zwart krullend haar. Het is een nog korte maar zichtbaar liefdevolle relatie die ontstond uit een “liefde op het eerste gezicht” moment. Heidi had eigenlijk helemaal niks met cross. Ze was als “oppas”met haar broertjes meegegaan naar Aagtekerke. “De jongens wilden zo graag”, zegt ze lief. In de tent kwamen ze elkaar tegen. Een van Heidi’s broertjes kwam een handtekening halen bij de winnaar van de dag. “Jij krijgt een handtekening als ik het telefoonnummer van je zus krijg”, zei Stefan subtiel, en zo begon het. “Mijn sport komt op de eerste plaats, dat weet ze.”, zegt hij lachend terwijl hij haar goed vasthoudt. Heidi knikt overtuigend en is het daar helemaal mee eens. “Hij doet en laat er alles voor, dat respecteer ik ten volste”. Ik vraag het niet maar wellicht is dat ook hetgene wat haar zo aantrekt in hem. Karakter en doorzettingsvermogen zijn zeker geen vervelende eigenschappen als het om je partner gaat.

“verziekt”

Als klein mannetje maakte hij Borssele al onveilig op een PW met zijspan. Bij gebrek aan een bakkenist lag er een dikke zak zand naast hem zodat hij in balans zou blijven. In die tijd kon er nog veel. Het Yamaha’tje maakte weinig tot geen herrie waardoor Stefan ongestoord zijn gang kon gaan terwijl vader Peter de kleine nauwlettend in de gaten hield. Rijden, rijden en nog eens rijden. Vele meters maakte hij met zijn combinatie tot Peter in de gaten kreeg dat er eigenlijk geen weg meer terug was. Peter crosste zelf ook en vond het prachtig de kleine Stefan rond te zien gaan. Wel altijd met een bepaalde angst. Als het mis zou gaan op de een of andere manier zou hij zich toch wel erg schuldig voelen. Hij had hem immers zelf “verziekt” met het cross virus. Lang ging het goed en fors vooruit. In de 65 cc kreeg hij het ineens goed te pakken en ging mee vooruit met jongens als Max Anstie, Roberts Justs en Steven Clarck. Hij leerde veel en snel en bleek daarbij toch over wat meer talent te beschikken als de massa. Hij stormde door naar de 85 en reed daar ook goed mee met de kleine “groten.”

“We hebben veel meegemaakt samen.”

De overstap naar de grote wielen viel op de een of andere manier niet op zijn plaats. Terwijl hij toch altijd erg gecontroleerd en berekenend reed kreeg hij veel met pech af te rekenen. Hij brak armen en benen en werd zodoende een vaste klant in het Belgische ziekenhuis. “Je weet de weg he”, zei de arts toen Peter telefonisch meldde dat ze onderweg waren. Voor de zoveelste keer. Iedere keer als Stefan weer “op de been” was na zijn therapie besefte hij dat zijn groei in die tijd had stilgestaan. Zijn “concurrenten” die blessure vrij waren gebleven waren duidelijk doorgegroeid waardoor de achterstand op deze jongens steeds groter werd. De pech bleef hem achtervolgen zonder een aanwijsbare reden te kunnen vinden. “We hebben veel meegemaakt samen.” Veel successen maar zeker ook veel dieptepunten. “Als je ergens op een verlaten circuit in Frankrijk je zoon van de keiharde baan af moet plukken met gebroken armen ga je jezelf echt wel eens afvragen waar je mee bezig bent.”

“Waarom zit je eigenlijk in een rolstoel?”

Op 17 jarige leeftijd kreeg hij, na weer een revalidatie, een aanbod om enduro’s te gaan rijden voor het team van KTM Nederland. Om de “cyclus van ellende” te doorbreken heeft hij die stap genomen en dat deed hem duidelijk goed. Het bleek meer “zijn ding” dan verwacht en deed vervolgens serieus mee voor het kampioenschap. Zijn eerste seizoen promoveerde hij na twee gewonnen wedstrijden in het NK, direct naar de inters. Halverwege het seizoen mocht hij als 18 jarige mee naar het EK wat hij “bekroonde” met een tiende plaats. Mede door deze prestatie werd hij vervolgens door de KNMV ook nog eens geselecteerd voor de zesdaagse in Finland. In zijn derde jaar als endurorijder ging het op de KTM dag vreselijk mis. Op een simpele hindernis sloeg hij voorover van zijn motor af en belandde met zijn voeten naast zijn hoofd. Zijn rug brak niet maar knikte volledig waardoor hij het gevoel in zijn onderlichaam, vanaf de navel, helemaal kwijt was. Er werd gevreesd voor een dwarslaesie. Het duurde lang voor er weer een klein beetje beweging terugkwam. Vanaf dag één doorbrak hij de negativiteit om hem heen met de woorden; “komt allemaal goed, ik ga gewoon weer lopen.” Dat gevoel had hij al meteen. Uit de onderzoeken bleek ook dat die mogelijkheid zeker aanwezig was. De “kabels” waren niet kapot maar hadden wel een flinke opdonder gehad. Precies in die periode kreeg Stefan een uitnodiging van KTM Italië, die nog niks van zijn blessure hadden vernomen, om als semi-fabrieksrijder deel te nemen aan het WK enduro kampioenschap. Na lang overleg met vader Peter zijn ze toch gewoon afgereisd naar Milaan. In een rolstoel kwam hij binnen en na een lang gesprek keken ze hem nog eens goed aan en vroegen; “Waarom zit je eigenlijk in een rolstoel?” In grote lijnen legde Stefan de Italiaanse delegatie uit wat er gebeurd was. “Komt het allemaal weer goed denk je?” vroegen ze als laatste. “Natuurlijk komt het allemaal weer goed” zeiden Stefan en Peter met een strakke, zelfverzekerde blik. Uiteindelijk ging de deal niet door, helaas.

Hard zijn, streng en consequent.

Langzaam maar zeker kwam het gevoel terug en dat gaf Stefan weer kracht. Met de wetenschap dat het “technisch gezien” nog mogelijk was weer helemaal gezond te worden heeft hij alles gegeven. Soms zelfs te veel. Een geluk bij het ongeluk was zijn superfitte lichamelijke gesteldheid. Hij wilde vooruit en liefst zo snel mogelijk weer op de motor zitten. Stefans ouders hadden wel hun bedenkingen maar wisten ook dat hij niet tegen te houden was. De therapeuten met spierpijn achterlatend zat hij in “no time” weer op de fiets. De eerste keren op de motor waren teleurstellend te noemen. De starts waren zoals hij gewend was super, maar na een paar ronden kreeg hij uitval van functies in zijn onderlichaam en moest hij in het rennerskwartier van zijn motor getild worden. De uitvallen bleven gelukkig steeds langer weg tot het moment dat het helemaal verdween. Het leek alsof er een knop in zijn hoofd “omgezet” was want het rijden ging boven verwachting. Heel snel zat hij alweer op zijn oude niveau. In plaats van dat hij bang was weer een soortgelijk iets mee te moeten maken werd hij alleen maar zekerder van zichzelf. Fysiek in topconditie en nauwelijks te betrappen op een fout. Ik heb hem meermaals zien rijden en dan valt zelfs mij op dat hij weet waar hij mee bezig is. Hij doet dingen waar ik van droom, maar alles volledig onder controle. Mooie lijnen, vette sprongen, alles zit erbij. Afgelopen seizoen heeft hij laten zien uit welk hout hij gesneden is. Hij heeft laten zien hoe belangrijk het is niets aan het toeval over te laten, motorisch en lichamlijk. Wil je naar je persoonlijke top dan zul je moeten offeren. Hard zijn, streng en consequent. Ik had hem ’s avonds een keer op de app. Hij brak het gezellige onderonsje rond tienen af met de woorden. “’T is tijd, ik moet gaan slapen. Morgen moet de kabel strak”. Dat zegt mij genoeg.

Geld is altijd een “issue”

“Natuurlijk kan ik hem wel op een motor zetten, maar het  is meer dan dat alleen”, merkt vader Peter op. Peter Hage is eigenaar van Motor 2000, met een KTM dealerschap, in het Zeeuwse Heinkenszand. “Ik hoorde wel eens een opmerking van een jongen zegt Stefan. Hij zei; “Da’s lekker makkelijk als je pa een motorzaak heeft. Die trekken alles zo uit de winkel.” Een typische opmerking van een kind zonder levenservaring. “Natuurlijk kan ik er een uit de etalage trekken. Het probleem is alleen dat er op dat moment een financieel gat valt wat niet opgevuld zal worden” zegt hij wijs.  Jongens en meisjes die op Stefans niveau rijden weten heel goed dat er veel verandert naarmate je harder rond gaat. Hogere snelheden en sprongen vergen veel van de machines. Frames, wielen en banden hebben het zwaar te verduren. Ook een zuiger moet erg hard op en neer en moet met grote regelmaat vervangen worden. “Dan heb ik het nog niet over de brandstof van motoren en het vervoer om op de cross te kunnen komen”, zegt Peter met een bedenkelijk gezicht. Tolwegen in het buitenland, licencies en ga zo maar door. Veel rijders hebben met hetzelfde probleem te kampen. Geld is altijd een “issue” en het blijkt ieder seizoen weer een moeilijk verhaal om alles sluitend te krijgen. Er zijn wel teams, maar er zijn ook heel veel rijders die graag willen en goed kunnen. “Het clubwedstrijdje en crossje in de buurt hebben we wel gehad.” Niet negatief bedoeld natuurlijk. Alle respect voor de clubs en medewerkers. Stefan rijdt er graag een paar mee tussendoor maar het ONK en OZK heeft wel de voorkeur nu. “Je wil vooruit en eruit halen wat er in zit, hoe hoog dat ook mag zijn”, zegt Stefan eerlijk. Er zijn wat gesprekken gaande maar niets is nog duidelijk op dit moment. “We hebben het altijd graag in eigen hand gehouden”,zegt Peter, “maar qua kosten en mogelijkheden zit je op een bepaald moment ook zelf aan je plafond.”

“loslaten”

Niet dat hij denkt het allemaal beter te kunnen, maar het gaat ook over het “loslaten” van je kind. Natuurlijk, als je bijna 20 jaar achter je zoon z’n motor hebt aangelopen is het heel moeilijk om hem op een gegeven moment “weg te geven”, ook al is dat vaak dan wel het beste. “Ja, om heel eerlijk te zijn is een team erg welkom, maar dan wel onder de juiste voorwaarden.” Een team is pas een team als alles klopt. Dat is al meermalen bewezen bij welke sport dan ook. Als het klopt heb je rust in je hoofd en lijf. Alleen dan kun je maximaal presteren. Als ik nog wat afwijk van het verhaal, samen met Peter en een flesje bier staat Stefan op. “Ik ga naar bed, moet er vroeg uit” zegt hij. “Moet je morgen werken?” vraagt zijn moeder. “Nee, later pas, maar ga eerst fietsen” zegt hij weer en bedankt me netjes met een hand. Als hij weg is kijkt Peter me lachend aan. “Hij klinkt wat triest maar om eerlijk te zijn is die fiets het enige wat hij heeft op dit moment. Zijn “brommers” zijn ingeleverd.”

Stefan heeft alles in zich om lekker mee te kunnen draaien in de Nederlandse top.

Eventjes wachten nog…

Het is al donker als ik in Rijssen aankom. Henk heeft me waarschijnlijk al een keer voorbij zien rijden want ik zie hem in het schijnsel van het garagelicht heen en weer lopen. Het huisnummer was moeilijk te zien, vandaar. Hij begroet me erg netjes en beleefd. Het is voor mij een eer er te zijn maar ik krijg eenzelfde gevoel van hem terug. Hij was net zijn loods aan het afsluiten. Henk runt al 25 jaar een autorijschool, samen met zijn vrouw. “Ja, sturen kun je wel” zeg ik lachend. Henk lacht ingetogen terug en loopt voor me uit naar binnen. Er staan twee hele nette “Old time” Honda’s naast elkaar. Enduro’s uiteraard want Henk crosst niet meer. “Op het circuit is het me iets te gevaarlijk” zegt hij terwijl we naar boven lopen. “Wat ik in mijn hoofd nog weet en denk te kunnen, kan mijn lichaam niet meer aan. Daar schuilt het grootste gevaar”. De reflexen van vroeger zijn er niet meer en dat is natuurlijk logisch. “Op de remknippen schiet ik dan gemakkelijk met m’n handen van het stuur, met alle gevolgen van dien”. “Ik denk wel dat ik snap wat je bedoelt” zeg ik en hij kijkt me aan. “Dat zullen er wel meer herkennen” zegt hij lachend.

“Het was ongelofelijk mooi, heftig, maar vooral veel te kort”  Trots laat hij een kamertje zien. Zijn kamertje. Er hangen oude shirts, een originele broek van Brad Lackey en er staan vele mooie, zuurverdiende, bekers van weleer. Alleen wat voor Henk het belangrijkste is heeft hij bewaard. “Ik sleepte alles maar mee iedere keer tot mijn vrouw zei, “wat moet je er allemaal nog mee?”. “Op deze dingen hier na heb ik vrij makkelijk afscheid kunnen nemen van de waardevolle “rommel”.” Er hangen prachtige foto’s aan de wand. Eentje in zwart wit van een hele vette kopstart. Niet zomaar eentje want er zijn alleen maar grote namen te zien aan weerskanten van de ontketende “Seppie”. Onder anderen Carlquist, Noyce, Lackey en Malherbe hebben daar het nakijken. Zorgvuldig pakt hij de foto van de muur. Inderdaad schitterend. “Het was ongelofelijk mooi, heftig, maar vooral veel te kort” mijmert hij, starend naar het stoffige glas dat het juweeltje al jaren beschermt.

“Dan ga je maar verder op een motor van ons”  Het begon allemaal toen Henk zijn brommertje verkocht. Voor dat geld kocht hij bij Motor Oost een tweedehands crossertje. Een Honda Elsinore 125 ging mee naar huis. Zeker niet gepushed door zijn ouders, integendeel. Zijn vader had er helemaal niks mee en vond het vooral geldverspilling. Zijn moeder was er niet op tegen en gunde het hem wel, maar daar was ook alles mee gezegd. Dat het een goede keus was bleek al snel. Henk reed drie wedstrijden waarvan hij er twee won en eentje tweede werd. Meteen daarna in een volgende wedstrijd reed hij het dingetje in de soep en was hij al meteen “klaar met spitten.” Terug bij Motor Oost reed hij zijn Honda binnen. Op de vraag wat er aan de hand was zei Henk; “Geen idee, hij doet het niet meer”. Het blok was zodanig stukgelopen dat een reparatie, in ieder geval voor Henk, niet te betalen was. Tot zijn Henks grote verbazing waren zijn prestaties niet onopgemerkt gebleven. “Dan ga je maar verder op een motor van ons” kreeg hij te horen en hij kon zijn oren niet geloven. Dankbaar nam hij het aanbod aan en daar is het allemaal mee  begonnen. Henk werd in 1978 meteen Nederlands kampioen bij de 250 cc junioren. Ieder jaar ging het sneller en werd hij harder. Er werd serieus rekening gehouden met de snelle man uit Rijssen. Motor Oost bleef het talent steunen. Henk kreeg het aanbod om mee te dingen naar het kampioenschap in de 125 cc bij de Inters waar hij vervolgens in 1980 en 81 op het hoogste schavot stond. Hij groeide nog steeds. Een logisch vervolg was geweest dat hij door zou stromen naar de 250 cc maar Honda besliste anders. Er was op dat moment gebrek aan een “tweede” rijder naast Toon Karsmakers dus Henk stootte automatich door naar de “koningsklasse”, de 500cc. Daar moest het gaan gebeuren. Henk reed boven verwachting. Nog steeds en trouw gesteund door Motor Oost streed hij met de groten. De mannen waar hij nog niet zo lang ervoor tegenop keek stonden nu naast hem aan het hek. Nuchter als hij is was hij dan ook niet onder de indruk. De “groten” hadden zichtbaar last van de gedreven Rijssenaar. In vergelijking tot veel andere rijders uit zijn streek had hij het op alle banen naar zijn zin. Zand, hard, stof of modder, het maakte hem niet zo veel uit. Helaas, net iets te vaak had hij pech. Lekke banden op cruciale momenten hielden hem vaak bij de broodnodige punten uit de buurt en zo ook van het podium. Henk deed er alles voor en trainde hard.

“Ik zat zwaar, maar dan ook echt zwaar onder de medicijnen.”  Op een koude trainingsdag, na een sessie van drie kwartier, want zo lang duurden de manches vroeger nog, reed hij in zijn laatse rondje kort langs een boomstronk. Een uitstekende wortel boorde zich dwars door zijn kunststof laars heen en trok zijn hele enkel open tot aan het bot. Doordat de slagader gevaarlijk geraakt werd was het bloeden haast niet te stelpen. Henk werd door zijn maatje achterin de wagen gelegd en professorisch bonden ze zijn voet af met een theedoek. Eenmaal in het ziekenhuis bleek de “bemanning” onderbezet. Op vrijwel hetzelfde moment werd er een jongen binnengebracht die er net even wat erger aan toe was als Henk. Henk moest dus gewoon wachten terwijl de ontbrekende anestesist aan het tennissen was en niet te bereiken bleek. Het spoedgeval naast hem overleed ter plekke aan zijn verwonding. “Ik hoorde het aan zijn hartslagmeter”. Doordat het zo lang duurde was Henks slagader niet meer te repareren. Die paar uur zijn funest geweest voor zijn carriere. Een drama was het eigenlijk. Kort na de hechting van de wond bleek een deel van zijn voet zwart te worden door afsterving. Iedere keer moest er een stukje geamputeerd worden tot hij uiteindelijk de helft van zijn voet nog maar over had. Dit gruwelijke proces ging gepaard met hevige pijnen die onderdrukt werden door zware pijnstillers. De pijn verdween wel voor het grootste deel maar de medicijnen hadden een negatieve invloed op zijn mentale systeem. Henk was zichzelf niet meer en veranderde. Pijn en frustratie, vermengd met veel pillen en spuiten maakten een ander mens van hem, en zeker niet in positieve zin. Het scherpe was er af. Zijn laars werd aangepast en zo ook zijn rempedaal. “Ik heb echt goed leren remmen met mijn voorrem in die tijd.” Dat dan weer wel. Mijn vrouw heeft het er ook moeilijk mee gehad. Ik was anders en dat stoorde natuurlijk ook in onze relatie. Nooit heeft ze er wat van gezegd, nooit heeft ze me iets kwalijk genomen en dat typeert haar wel. Ze wist hoe ik zonder die rommel altijd geweest was en steunde me daarom in alles. In die tijd was ik echt wel eens ongezellig en zeker niet de man waar ze ooit verliefd op was geworden. “Ik zat zwaar, maar dan ook echt zwaar onder de medicijnen.” Een constante en helse pijn was het, dag in dag uit. “Flauw ben ik echt niet maar ik had de pijnstillers heel hard nodig.” Ik werd makkelijk en soms kon ik behoorlijk bot zijn, ook tegen mijn vrouw die dat zeker niet verdiende.” Het gebeurde zelfs dat Henk, tegen zijn principes, een biertje dronk, puur uit frustratie. Dat was het begin van het einde. Al met al is er veel te vroeg een einde gekomen aan iets wat nog heel groot had kunnen worden. Neergesabeld door het lot. Ik vraag hem of hij wellicht een keer wereldkampioen had kunnen worden. “Nou, daar twijfel ik aan, maar ik kon lekker mee en maakte toch maar mooi deel uit van de wereldtop”, zegt hij lachend. “Ik was nog in de groei, dat wel, dus je weet nooit hoever je uiteindelijk gekomen zou zijn”.

“Da’s een mooie jongen” Karakterman als hij is heeft hij zijn leven opgepakt en samen met zijn vrouw heeft hij  een prachtige zoon, Kelvin genaamd “Da’s een mooie jongen” zegt Henk trots. Het is een “knappe gast” maar Henk heeft het dan specifiek over het prachtige karakter. Kelvin heeft wel de “noppengenen” meegekregen en samen genieten ze dan ook van de mooiste enduroritten. Kelvin is een allround sportman met karakter, net als zijn vader. Pas nog deed hij mee aan de “Strong Viking” run in Spaarnwoude en even eerder aan de “Ficherman Strongmen” run in Nijverdal. Afzien en je horizon verleggen, telkens weer. Henk rijdt nog maar wel steeds minder. Twee jaar geleden won hij nog een internationale endurorit. Ja, rijden kan hij nog steeds. Zoiets verleer je ook niet. Technisch en strak sturend weet hij nog steeds de juiste sporen te vinden.

Henk Seppenwoolde. Een oude rot maar wel eentje met karakter..

Op een zomeravond, het moet 1982 geweest zijn, ben ik de laatste hand aan het leggen aan mijn grote liefde. Vandaag een clubwedstrijd gereden en morgen MON, dus poetsen geblazen.
Altijd als ik klaar ben start ik hem nog even. Gewoon om helemaal zeker te zijn. Ik rijd twee keer heen en weer in de doodlopende straat waar we wonen en zet hem met een gerust hart tegen de schuurdeur. “Hé, da’s een mooi ding”, hoor ik achter me. Mijn vader heeft een vriend op visite die me hoorde rijden en komt er geinteresseerd bij staan. “Ik heb vroeger ook gecrossd”, zegt hij stoer en doet een stap naar mijn blinkend juweel.
Hij pakt het stuur vast en doet wat iedereen doet die geen motor rijdt. Hij draait een paar keer aan de gashendel en laat de schuif onder in de carburateur knallen. Dan trekt hij een paar keer aan de koppeling en doet weer een stapje achteruit. Heel bang ben ik voor de vraag, waarvan ik zeker weet dat ie komen gaat. “Mag ik eens proberen?” zegt hij dan toch en ik sta voor een dilemma. Het is tenslotte een vriend van mijn pa en daarbij heeft hij gecrossd, ooit, ergens, zegtie.
Ik besluit het risico te nemen en geef hem wel mee dat het een “500” is en dat zo’n ding redelijk hard trekt. “Ben wel wat gewend” zegt hij lachend en stapt op mijn “beste vriend.” Bij de eerste twee trappen slaat mijn maat protesterend tegen de man zijn enkel waarna ik hoop dat hij het opgeeft. De derde keer krijgt hij hem dan toch aan de gang. Hij geeft een paar keer goed gas en besluit dan de koppeling maar in één keer los te laten. Vervolgens trekt hij hem na een meter of tien achterover met de gas bijna helemaal open. De man is maximaal uit zijn pak gescheurd en zit helemaal onder de schaafwonden.
Ik moet lachen en huilen tegelijk. Mijn dierbare motor ligt daar, benzine huilend en zwaar geschaafd in de goot van de straat.
Als ik naar de plek des onheils loop heb ik helemaal geen oog meer voor de ontredderde man op de grond. Starend loop ik naar mijn motor en pak hem liefdevol op. Ik voel me schuldig. De man excuseert zich misschien wel 20 keer maar daar reageer ik niet eens meer op. Triest duw ik mijn Oostenrijkse vriend naar de schuur. Stuur krom, handvat gehalveerd en de zijkappen helemaal onder de krassen. Ik zet hem weer tegen de schuurdeur en schiet vol.
Sorry vriend, ik zal het nooit meer doen…

Warm onthaal
Het is een eindje rijden voor ons maar zeker niet moeilijk te vinden. Op een aantal bomen komen we witte pijlbordjes tegen met “cross” er op. Makkelijker kan het dan ook niet en we rijden zo naar het prachtig gelegen crosscircuit van “De Peelrijders” in Nederweert. Het is al behoorlijk druk als we aankomen en worden netjes aangehouden. Vriendelijke mannen in hesjes wijzen ons een plaatsje toe. Tegen mijn verwachting in is het stralend weer vandaag en dan heb je de helft al gewonnen. In het rennerskwartier zoeken we Bart van Dulmen op die ons persoonlijk uitnodigde uit naam van de VMCN voor deze laatste wedstrijd van het seizoen. Ik kende Bart alleen nog maar via Facebook maar zie nu ineens dat hij sterk lijkt op iemand die ook op een Suzuki reed met nummer 4. Ooit. Zelfs mijn zoontje ziet er Ricky Carmichael in terug. Barts moeder heeft de koffie al klaar, begeleid door een warm worstenbroodje.

Hoe het begon

De VMCN bestaat al sinds 1997. Veel “oud gedienden” hadden indertijd de behoefte te blijven rijden maar dan het liefst ook nog eens op de motoren van weleer. Motoren van zeer uiteenlopende bouwjaren zo veel mogelijk in de originele staat hersteld. Het is een groeiproces geweest dat leidde tot een heuse vereniging met maar liefst 400 rijdende leden. De klassen zijn uiteraard verdeeld. Zo is er een “Classic 50cc” klasse, waarin de oude VHS kreidlers, SACHS en andere 50cc crossers van vroeger aan de start komen. Een echte “Classics” klasse dus met motoren van voor 1970. Vervolgens is er nog de “Twin Shock” klasse die voor zich spreekt, alles met nog twee achterveren, luchtkoeling en trommelremmen mag meedoen. Dan is er een “pre 90” klasse. Ook dat spreekt voor zich. Alles wat geproduceerd is voor dat jaar is welkom. Alles bij elkaar is het een “museum” op veel wielen met de meest uiteenlopende modellen en merken. Medio 2015 komt er (uiteraard) een klasse bij. De “pre 95” doet dan zijn intrede. Die motoren zijn dan ook weer 20 jaar oud dus dat belooft weer wat moois te gaan worden. Bij genoeg animo wordt er geprobeerd de 125 klasse er uit te halen en die een eigen onderdeel te geven. Wel zo eerlijk als je weet dat die jongens en meisjes nu met een berg minder vermogen tussen de dikke 250 en 500 machines mee starten.

Goed geregeld
Het is druk, heel druk. Al snel kom ik een paar bekenden tegen en raak ik aan de praat. Gezellig en ongedwongen sfeertje, heerlijk. Het valt me al snel op dat dingen “gewoon” geregeld zijn. Er lopen veel “helpers” rond met een herkenbaar fluo hesje. Paaltjes, lint, shovel en vlagposten. Alles is “up to date” en de plaatsen zijn bemand. Er staat een nette “drinktent” met bijzonder aardig personeel. Ernaast staan een paar aan elkaar gekoppelde keten waar de organisatie huist. De “Peelrijders” hebben het goed voor elkaar. Ook de EHBO tent is aanwezig met voldoende dienstdoende vrijwilligers. Overal waar toeschouwers mogen staan is het dubbel afgezet in het kader van de veiligheid. Als ik naar de trainingen sta te kijken verbaas ik me over de snelheid waarmee menig rijder zijn “oude ros” nog rondstuurt. Het zijn natuurlijk oud gedienden die echt nog wel weten hoe je zo’n “ding” de bocht in gooit. Ik zie motoren voorbij komen waarmee ik vroeger ook het zweet in mijn helm gereden heb. Trots laat ik dat aan mijn zoontje van 12 weten die me ongelovig aankijkt. “Heb jij echt op zo’n ding gereden?” Geweldig om te zien, vooral omdat de meeste machines vrijwel in nieuwstaat verkeren. Als je denkt dat ze er dan voorzichtig mee omspringen heb je het mis. Er wordt echt wel gestreden. Stuur aan stuur, volle bak!

Pre 90

De pre 90 klasse is iets minder druk bezet als doorgaans maar er staat toch een nette “line up” klaar. Als ze van start gaan sta ik dicht bij de eerste bocht. Deze motoren en rijders doen echt niet onder voor menig rijder op een nieuwe “bike.” De kopgroep gaat gewoon hard. Er wordt netjes gestuurd en mooi gesprongen. Wat me opvalt is dat het lijkt alsof er ook “pre 90” gereden wordt. Een enkeling doet een kwart “scrub” of een “miniwhip” maar verder wordt er “old style” gestreden. Geen veel te lange tafels of smerige whoops die velen uitdagen dingen uit te proberen waar ze nog niet helemaal klaar voor zijn.

Classics

De “classics” is een bezienswaardigheid op zich. In nieuwstaat verkerende modellen zoals Bultaco, Triumph, en CZ komen aan het starthek. Wat oudere mannen met haast evenoude leren crossbroeken en potjes met losse mondbeschermers. De rillingen lopen over mijn rug. Ook al zijn deze machines van ver voor mijn tijd, toch doet het me iets. De wetenschap dat mijn vader ook op zo’n zwaar monster heeft rondgereden doet me even wegdromen. Het spul gaat hevig knallend van start en weer verwonder ik me over de snelheid waar sommigen nog mee rondgaan. Nu ben ik absoluut geen topper maar de top drie is in ieder geval door mij niet te volgen. Hier gaat het eigenlijk helemaal niet om de uitslag. Trots en met veel respect voor elkaar rijden de heren hun rondjes en nemen absoluut geen onnodige risico’s. De maanden werk om de motoren in deze staat te krijgen en te houden zijn zomaar niet vergeten, dat is te zien.

Veiligheid

Ja, dingen zijn goed geregeld. Op het moment dat ik me eigenwijs toch tussen de dubbele afzetting begeef word ik na drie seconden al teruggewezen. En terecht. “Te gevaarlijk meneer, ook voor uw zoontje”. De man heeft groot gelijk en ik respecteer het. Tussen de manches door rijdt een jongedame een rondje om te kijken of de baan vrij is. Niet alleen in verband met een eventueel gestrande rijder, maar ook kijkt ze of er linten los zijn of paaltjes uit de grond zijn gereden. Als ze terugkomt van haar testrit gaat bij het passeren van de tijdwaarneming een duim omhoog. Niet zo belangrijk misschien maar het valt mijn zoontje op dat ze “behoorlijk hard rondgaat.” Intussen gaat de “shovelmeneer” nog even tekeer in de startbocht en de bocht net voor de finish. Een aantal zijspannen die het bijprogramma verzorgen maken diepe sporen waar menig solorijder weer niet op zit te wachten. Alles voor de rijders, alles voor de veiligheid.

De rijders
We kijken alle manches en in de pauze zoeken we wat rijders op in het rennerskwartier. Pre 90 kampioen 2014, Thomas Adriaanse en zijn vrouw Karin zijn “oude” bekenden voor mij. Ze rijden allebei en ook nog eens in dezelfde klasse. Geweldig dit. We maken een praatje en er komen mannen bij staan. Het lijkt één grote familie. Iedereen kent iedereen en je voelt de vriendschap. Bart van Dulmen heeft werkelijk alles bij. Een grote aanhanger achter de camper met daarin alles wat je maar nodig zou kunnen hebben. Lasapparaat, perslucht en alle voorkomende gereedschappen. Met recht een ongekroonde servicekoning. Ook Thijs Keustermans is een graag geziene “gast” bij de VMCN. De “old school verslaafde” jongen is altijd mega vriendelijk en maakt foto’s als een bezetene. Rijden zit er even niet meer in omdat hij eerder dit seizoen een kruisband afscheurde. We lopen langs een bus met een soort van kraampje ernaast. Er liggen alleen maar CZ onderdelen uitgestald. Zuigers, voorvorkpoten en tandwielen is maar en kleine greep uit zijn assortiment. Verderop in het rennerskwartier staat een grote bus met aanhanger. Vader Takman met zijn drie zoons zijn hun “twin shock” motoren aan het klaarmaken voor de wedstrijd. Op de vraag waarom zulke jonge gasten op zulk oud spul rijden geeft Stefan lachend antwoord. “Wel lekker een beetje vermogen”. Aan het einde van de dag slepen ze ieder een beker mee naar huis. Stefan wint, zijn broertje wordt twee en vader sluit netjes aan als derde man. De jongste telg neemt de beker van de bromfietsklasse mee naar huis. Hoe mooi kan crossen dan zijn? Ik kom de man van de, voor mij, allermooiste Classic tegen. Een prachtige Triumph met aluminium tank en spatborden. Echt een machine die je in je schuur zou willen hebben, misschien wel in de huiskamer. Als ik hem vertel wat ik van zijn motor vind moet hij lachen. “De motor loopt nog goed, zijn baasje wat minder”. Als ik even rond sta te kijken word ik aangesproken door een man van een jaar of 55/60. Hij vraagt me niks maar vertelt me dat hij te lang gestopt is geweest tussendoor. “Ik had langer door moeten gaan toen, dan had ik de techniek nu wat beter onder de knie gehad”. Telkens als hij een bocht nadert denkt hij; “nu neem ik hem goed en plat” In zijn hoofd weet hij precies wat te doen maar krijgt het in de praktijk telkens niet uitgewerkt. Als ik wegloop sla ik hem op zijn schouder. “Als je er maar van geniet, dan is het goed” geef ik hem mee en hij lacht.

Het naspel

Ik kijk mijn ogen uit en geniet hier echt met volle teugen van. Even een dagje terug in de tijd. Als het tijd is voor de prijsuitreiking is het nog steeds druk. Niemand vertrekt voordat de bekers en bloemen ontvangen zijn. Ieder krijgt een vet applaus en er worden veel foto’s gemaakt. Er heerst vriendschap en respect. De mannen praten nog wat na onder het genot van een drankje en een “vette bek” van de frietkar. Langzaam vertrekken er wat bussen en campers en als we afscheid hebben genomen van “de mannen” lopen we bij de uitgang het meisje tegen het lijf die de veiligheidsrondes reed. “Voor jou geen beker?” grap ik nog. “Nee hoor” zegt ze en ze lacht vriendelijk. “Het is ons clubje hè en als ik wat kan doen doe ik dat graag”.
Ja zo is het en moet het zijn. Het was een mooie en warme dag en ik heb genoten. Als we wegrijden kijkt mijn zoontje me angstig aan als ik hem vertel hoe erg ik het naar mijn zin heb gehad en ook wel zo’n dikke 500 tweetakt zou willen hebben. Eerst begreep ik het niet. Later wel. Er is bij de VMCN geen 65 kleine wielen klasse…


“Eigenlijk heeft hij altijd al op een te grote motor gereden”

Altijd als ik de naam “Mack” zie of hoor moet ik denken aan iets groots zoals de gelijkgenaamde vrachtwagens. Als ik hem dan weer zie verwonder ik me telkens over de prestaties die hij neer weet te zetten als “klein manneke”. Nee, Mack is zeker niet groot maar wel weer gegroeid sinds mijn laatste bezoek aan de gezellige crossfamilie uit Gouda. “Eigenlijk heeft hij altijd al op een te grote motor gereden”, zegt vader Marcel met een trotse blik. Het klopt ook. Mack heeft moeite met het op en afstappen. Met de start maakt hij altijd een zandbergje naast zijn motor om de balans te kunnen houden. Hij heeft zelfs een eigen manier bedacht om zijn motor na het rijden op de “bok” te kunnen zetten. Geen kracht maar techniek. Zo rijdt Mack ook zijn wedstrijden, op techniek. Hij trekt of sleurt niet. Hij begrijpt zijn motor en weet heel goed waartoe ze samen in staat zijn.

“Never change a winning team”
Mack is blij met en op zijn KTM. Er is eens gesproken over het testen van een ander merk maar daar is toen weer snel vanaf gezien. Bang dat het allemaal anders zou zijn, minder misschien. “Never change a winning team” zeggen ze vaak en zo is het misschien ook wel. Natuurlijk, zou er een mooi aanbod komen wordt daar zeker serieus naar gekeken. “Echt slechte motoren zijn er eigenlijk niet zo veel” zegt Mack en daar heeft hij gelijk in. Het is een solisten sport en de rijder zal het waar moeten maken. “Het heeft alles te maken met de preparatie en verzorging van zowel de motor als de rijder. Heb je dat in orde, dan kun je al veel dingen uitsluiten” aldus een door de wol geverfde Marcel.

“Gewoon net als altijd, gas erop en gaan!”
Iedereen weet inmiddels hoe het Nederlands kampioenschap verlopen is dit jaar en daar is de familie onderhand wel een beetje over uitgepraat. Heftig was het wel. In de allerlaatste manche werd het kampioenslot bezegeld terwijl de papieren al een paar weken niet echt meer bij Mack lagen. Marcel twijfelde zelfs of ze de “kampioensfeestartikelen” inclusief spandoek we in de bus moeste gooien. De “oppepspeech” die ze hun zoon altijd meegaven werd drastisch ingekort. Wendy deed zijn bril recht en sloeg hem op zijn rug. “Gewoon net als altijd, gas erop en gaan!” en dat deed hij. De druk weg van de afgelopen weken, even lekker los. Nu zijn ze allemaal een beetje moe, maar zeker voldaan! Uiteindelijk heeft Mack, die op papier vanaf de eerste wedstrijd met afstand de snelste was in zijn groep, de klus toch weten te klaren. Bijna ging het mis, maar werd toch glorieus Nederlands kampioen. Op karakter, en dat typeert het kereltje wel. Het siert hem.

“Je bent hier niet meer welkom”
Mack is een redelijk volgzame jongen maar met een duidelijke eigen mening. Hij luistert goed naar zijn ouders. Zijn steun en toeverlaat, zus Jacky, is zijn grootste fan. Die wederzijdse liefde is onwaarschijnlijk groot en geet erg ver. Onlangs heeft Mack een van zijn vrienden “aan de kant gezet”. Het mannetje was onrespectvol tegen zijn zus en dat pikt hij niet. “Je bent hier niet meer welkom” waren zijn duidelijke woorden. Onvoorwaardelijk dus. Dat is het mooie van zo’n hecht “crossgezin”. Samen tegen de rest van de wereld. Ondanks hij nog erg jong is laat hij zich moeilijk intimideren. Natuurlijk, we zijn allemaal mensen met gevoelens, maar Mack is sterk en heeft er alles voor over om heel ver te komen in zijn geliefde sport. Zowel fysiek als mentaal is hij veel jongens en meisjes van zijn leeftijd ver vooruit. Iedere dag fietst hij naar zijn “lootschool” in Rotterdam. Iedere dag 17 kilometer heen en natuurlijk ook weer terug. Halen en brengen is geen optie. Sterke benen zijn onmisbaar voor een crosser, vandaar.

“Ik doe gewoon weer mijn best”
Mack is dit jaar erg gegroeid. Niet alleen lichamelijk maar zeker ook in mentaal heeft hij veel meegemaakt en dat heeft hem achteraf toch wel goed gedaan. Op die momenten was het vaak zwaar en op sommige momenten zelfs om moedeloos van te worden maar het heeft hem gehard. “What doesn’t kill you makes you stronger” past in dit geval goed bij seizoen 2014. Ook zijn motor is weer gegroeid. Weer wat grotere wielen gaan er in de KTM. De 85 grote wielen is weer een stap vooruit voor de kleine man. Hij beseft dat de concurrentie er niet om liegt aankomend seizoen, maar heeft er erg veel zin in. “Ik doe gewoon weer mijn best” zegt hij lief en dat geloof ik zeker. Het ging de fam. Bouwense ook nooit echt om een kampioenschap. Begin vorig seizoen gokte vader Marcel op een top tien klassering. Als je de eerste 12 manches met grote voorsprong weet te winnen stel je je doelen natuurlijk wel bij. Tot zijn val met zijn BMX klopte ook gewoon alles. Aan de motor mankeerde niks. Zijn KTM liep perfect en Mack voelde zich er waanzinnig goed op. “Niks meer aan doen” zei hij na de eerste testritten tegen Noël Saris, die het dingetje “klaar maakte”. “Alles klopte gewoon dit seizoen” zegt Marcel met een dromerige blik. De spullen waren in orde en Mack was topfit, ook in zijn hoofd”. Iedereen is trots op Mack, maar zelf blijft hij er erg kalm onder. Hij weet dat dit weer een nieuw level gaat worden. Nog even genieten van alle aandacht en dan weer de focus op een nieuw jaar.

Europees Kampioenschap
In dat nieuwe jaar staat er veel te gebeuren. Er ligt zelfs een officiele aanbieding maar daar zijn ze in huize Bouwense nog niet helemaal aan uit. De sponsoren van afgelopen jaar hebben in ieder geval weer de toezegging gedaan Mack te steunen in zijn jacht op meer en hoger. Terloops komt in ons gesprek een paar keer het “EK” voorbij. “Dat zou helemaal geweldig zijn” glundert Mack. Zijn ogen glinsteren. Marcel en Wendy delen die mening natuurlijk maar zijn nuchter in dat soort dingen. “Je moet gewoon een eerlijke rekensom maken” zegt Marcel. De huidige sponsoren geven Mack de zekere kans met mooi en goed materiaal het seizoen in te gaan. Er lopen nog wat onderhandelingen dus het is nog steeds spannend. Het reizen naar de EK wedstrijden is weer een heel ander en vooral kostbaar verhaal. “Als geld geen rol zou spelen waren de keuzes en plannen zo gemaakt”, lacht hij. Een mooie leerschool is het wel voor de kleine kampioen, al zijn het maar een paar wedstrijden.

Aankomend weekend rijdt hij mee in de drie uurs cross in Axel. Heel veel zin heeft hij maar is bang dat de regen roet in het eten gaat gooien. Met zijn trouwe hond en maatje “Kenny” op zijn schoot kijkt hij wat triest achterom naar buiten. “Klote weer”, brabbelt hij binnensmonds.

Mack wil gewoon rijden, verder niks…

“Er wonen alleen maar crossers hier”
Het was even zoeken naar het ouderlijk huis van Sam van de Ven maar als ik uitstap komt haar moeder, Patricia, me al tegemoet. Aan de buitenrand van Oirschot ligt haar ouderlijk huis in boerderij stijl. Afgelegen van de woongemeenschap staat het huis met een groot weiland naast de woning. Alles bij elkaar lijkt het geheel bijna een echte “compound”. Het heeft echt wel zijn voordelen als je achteraf woont. In een van Sams crossfilmpjes had ik al eens gezien dat ze naast het huis aan het trainen was op een aangrenzend weilandje. Niet heel groot maar perfect om op wat “skills” te trainen. Korte bochtjes en bultjes. “Spelen” op de motor is zeker ook belangrijk. Eén worden met je motor is toch wel een groot gemak. Weten wat je onder je hebt. Op mijn vraag of de buren niet klagen is moeder kort. “Er wonen alleen maar crossers hier dus dat is geen enkel probleem.” “Komt er een advocaat wonen of een ander die zijn of haar rust zoekt hebben we wel een probleem natuurlijk.” Bij toeval en geluk hebben ze een buurman die enduro’s rijdt en Sam begeleidt in haar cross en enduro avonturen. Hij is dan ook van mening dat de endurosport een hele goede basis is voor een crosser. De beheersing van de motor wordt in deze tak van sport erg op de proef gesteld. Peter Huijbrechts rijdt zelf al jaren enduro en cross en heeft Sam toch wel een beetje aangstoken met het motorvirus.

“Maar het allerliefste zit ik in de garage”
Sams ouders hadden eigenlijk niet zo veel met motoren, en toch zeker geen crossers. Voor hun oudere zoon Roel hadden ze indertijd een kleine Honda crf 150 gekocht terwijl kleine Sam, toen vier jaar, het erf rondscheurde op haar quadje. Aangezien hij er maar weinig naar om keek belandde het motortje in de garage. Sam toonde wèl interesse voor het motorische geweld en haar quadje werd toen ze zeven was ingeruild voor een Suzuki 65. Al snel was ze er op weg en was er niet meer van af te slaan. Ze bleef op het motortje rijden tot het gele ding op een crosskamp in de buurt “overleed.” Nog diezelfde dag ruilde ze haar kapotte motortje om voor de Honda van haar broer zodat zodat ze het kamp voort kon zetten. Omdat Sam groeide werden de kleine wielen later vervangen door grotere wielen. Sam groeide door en vervolgens werd er een KTM 85 met grote wielen voor haar aangeschaft. Sam kon haar geluk niet op. In de korte tijd dat ze nu rijdt is ze al behoorlijk gegroeid en zo ook haar motor. Afgelopen seizoen heeft ze dan ook afgewerkt met veel succes! Ondanks ze niet meer zonder haar motorische vriendje kan laat ze haar school toch niet versloffen. Sam doet haar best, altijd en overal. “Zolang ze er alles voor doet en onze portemonnee het toelaat mag ze van ons blijven rijden”. “We hebben nog twee kinderen en die willen we ook niets tekort doen, snap je”, legt moeder uit. “Sam heeft een klein beetje moeite met leren maar doet juist daarom ook haar uiterste best.”. Die instelling wordt erg gewaardeerd en daar wint ze het op verschillende vlakken mee. “Maar het allerliefste zit ik in de garage”, zegt ze eerlijk.

Sponsorjacht
Omdat Sam weet en ziet dat de cross sport niet geheel zonder geld gepaard gaat is ze uit eigen beweging al begonnen met een sponsorjacht. Ze beseft wel dat bedrijven haar geen duizenden euro’s in de hand zullen drukken. Nee, nog niet in ieder geval. Juist daarom pakt “slimme Sam” het anders aan. Ze vraagt redelijk kleine bedragen waardoor de drempel voor ook de kleinere bedrijven makkelijk over te stappen is. “Vele kleintjes maken ook een grote” is haar stelling en daar heeft ze helemaal gelijk in. “Ik heb een aantal mails naar bedrijven gestuurd hier in de buurt en bij twee daarvan mag ik volgende week langskomen.” zegt ze trots. Ze is al wel een klein beetje geholpen met spulletjes. Eddy Lemmens geeft haar regelmatig korting op allerlei benodigdheden. Marcel van Drunen heeft ook al een zwak voor de fanatieke Sam. Hij heeft haar goedkoop in de kleding gehesen en regelt ook hier en daar wel een beetje korting. Het is een kwestie van gunnen en die factor heeft ze wel.
“Mijn man en ik hebben niet zoveel met het crossen eigenlijk”
Sams “hockyende” zus Sharon komt erbij zitten en is ook al zo’n enthousiast exemplaar. Kort vertelt ze over haar eigen sport en begint me dan vragen te stellen over de cross. Ook zij heeft niks met die herriemakende motoren maar de prestaties van haar crossende zusje houden haar wel bezig, zo aan de zijlijn en dat is hartverwarmend om te voelen. Leuke, lieve en vooral hele echte mensen. “Mijn man en ik hebben niet zoveel met het crossen eigenlijk”. Ik werk in de horeca en mijn man heeft een tegelzettersbedrijf. Sam ziet dat we het behoorlijk druk hebben en neemt dan ook uit zichzelf veel werkzaamheden op zich. “In het begin spoot papa mijn motor af en verschoonde het filter maar nu doe ik alles zelf”. “Ik doe het erg graag en daarbij is het toch ook mijn sport.” Op school ondervindt ze geen tegenstand van medescholieren. Er is geen jaloezie en er zijn ook geen pesterijen. Ze heeft wel vriendinnen maar die crossen niet. Het wordt haar langs alle kanten gegund en dat is al een mooi iets. Niet overal gaat het zo helaas.

“Het enige wat wij nog moeten doen is instappen en rijden”
Sam viel me op door de dingen die ze dagelijks “postte” op haar Facebookstatus. Ze geeft zoals veel “Facebookers” verslag van de dagelijkse beslommeringen in haar leventje. Van de cross maar ook van haar thuis en schoolse activiteiten. Al haar statusupdates hebben één ding gemeen, enthousiasme. Zelfs als ze straf had op school stond het er op. De goede maar evengoed ook de slechte punten komen voorbij. In haar verslagen is goed te zien wat haar passie is. Ze is enthousiast en zou het liefst alleen maar crossen. “We gaan altijd mee met haar, waar ze ook gaat en dat doet haar zichtbaar goed.”. Moeder geeft aan dat ze de start altijd wat griezelig vindt en dat is best begrijpelijk. Ze maakt op dat moment dan ook altijd foto’s zodat ze alleen haar dochter in beeld heeft. Op die manier ziet ze de rest niet en dat maakt het allemaal een stuk minder angstaanjagend om te zien. “Grappig, maar eigenlijk niet nodig, is wel dat ik niet eens de kans krijg de boterhammen te smeren en de koelbox te vullen. Als we beneden komen staat alles al klaar. Haar motor staat in de bus en haar kleren netjes in de tas. Het enige wat wij nog moeten doen is instappen en rijden”, aldus een trotse moeder.
Clubkampioen bij de tussen de jongens
Afgelopen seizoen werd Sam 7e in het jeugdenduro kampioenschap en clubkampioen tussen de jongens in haar klasse. Sam wil vooral vooruit en doet daar alles voor. Met de begeleiding van buurman Peter heeft ze al behoorlijke progresssie gemaakt dit jaar. Hij legt haar alles uit, maar zonder enige druk. Dat hoeft ook niet want ze wil het graag, heel graag. Een goede rijder is niet meteen een goede leeraar maar John heeft veel geduld. Ze is erg leergierig en neemt alle raad dan ook met beide handen aan. Zelf heb ik er niet heel veel verstand van maar als ik haar filmpjes kijk zie ik wel dat ze er goed op zit. Mooie houding dus een goede basis. Ook John had die opmerking al gemaakt. Over een “talentje” wordt niet gesproken in huize van de Ven, maar duidelijk is wel dat er veel in haar zit. Met het karakter zit wel goed, dat zie ik dan weer wel. De passie, de volle overgave en de wil om het te leren heeft ze en dan ben je al halfweg.
Haar grote idool en voorbeeld is natuurlijk haar “achternaamgenoot” Nancy van de Ven. Ze volgt haar zo veel mogelijk in alles wat ze doet. Haar grote droom is Nancy eens te ontmoeten, met haar te praten en wat rondjes met haar te trainen. Op die manier zou ze er “in het echt” ook eens tegenop kunnen kijken. Dat moet een keer te regelen zijn.

Als ik haar een appje wil sturen valt mijn oog op haar status. “Pluk de dag, niemand belooft morgen”.
Dat is ook Sam…

Als ik mijn helm opgezet heb trek ik ’m nog even heen en weer aan het mondstuk tot er niks meer irriteert. Rustig trek ik mijn handschoenen aan en ik stap op mijn motor. Ik trap hem aan en voel de trilling onder me, heerlijk. Ik geef een paar keer snel gas en het dingetje jankt. Ik voel dat ie er zin in heeft. Ik ook. “Gaan, gaan” lijkt hij te roepen. Ik hoor je wel, we gaan al. Stapvoets rij ik naar de fuik en krijg mijn plaats toegewezen. Bril nog even af want in verband met mijn zenuwen en warme karakter beslaat die nogal snel. Als de eersten richting hek rijden geef ik één keer goed gas en zet met twee handen mijn bril op. Stiek vanachter een beetje omhoog. Ik rij het startveld op en kies mijn plaatsje. Veel plaats is er meestal niet meer als ik daar aan kom maar dat geeft niet. Aan het hek is goed genoeg. Hier word ik pas echt nerveus. Man met 15 sec. bord is nog rustig maar ik niet. Mijn hart begint sneller te slaan. Jongens om me heen gaan steeds meer gas geven. Bord 15 sec. gaat omhoog en mijn hart gaat tekeer. Om me heen gaan de gashandels al behoorlijk open. Als ik zie dat hij het bord om wil gaan draaien zet ik ‘m in zijn twee. 5 sec. bord en ik weet dat het hek nu elk moment kan vallen. Ik draai mijn gas half open en concentreer me op het hek voor me. Ik zie nog banden van de motoren naast me, in een schim. Ik zit goed naar voren als het hek valt. Alles los en open, niet meer dicht tot de bocht. We zijn weg en mijn hartslag stabiliseert. Niks is mooier als deze 5 minuten, echt niks..