Alles komt goed (Dave Versluis)
Een gevoel van medelijden bekruipt me als ik door het raam van kamer 1 naar binnen kijk of ik goed zit. Het is schemerig en hij ligt alleen voor zich uit te staren. Lieve tekeningen met rode hartjes, kaarten, foto’s, ballonnen en zijn eigen crossnummerplaat sieren de, normaal gesproken saaie, ziekenhuiskamer. Van dat gevoel ben ik al snel af. Dave maakt een frisse en scherpe indruk. Hij geeft me een vriendelijke blik en een stevige crosshand. Vader en moeder Versluis hebben hun werk goed gedaan want Dave is netjes en beleefd, dat valt op. Geen crosser met stoere praatjes maar “gewoon” Dave. Ik vind het altijd een apart gevoel te vragen hoe het gaat aan iemand die in de kreukels ligt. Toch doe ik het. Dave straalt bijna. “Het gaat goed” zegt hij en ik zie dat hij eerlijk is. Hij is natuurlijk al een paar fases verder dan een maand geleden.
“Die eerste klap was al funest”
“Toen had ik het niet best”, zegt hij en daar kan ik me wel iets bij voorstellen. “Binnen een seconde lag ik op mijn rug naast mijn motor en besefte meteen dat het foute boel was..” Hij had het bochtje voor de bewuste “triple” toch al een paar keer genomen. Tot hij ‘m de derde ronde buitenom nam. De kom was lekker hard dus het leek geen probleem. Maar zich klaarmakend voor de “driedubbele” voelde hij wat wielspin. Dat wil natuurlijk zeggen dat je broodnodige grip verliest om de juiste snelheid te kunnen maken. Daar ging het mis. Met een klap kwam hij op de oploop van de laatste schans en sloeg hard met zijn borst op zijn stuur. Na een draai voorover viel hij met zijn rug op het harde zand. “Die eerste klap was al funest”, zegt Dave, en ik zie in zijn ogen dat hij zijn fatale val opnieuw beleeft. Mijn vader was er meteen bij. “Ik kan mijn benen niet meer bewegen pap”, zei hij meteen en zijn vader brak. Hij voelde meteen dat het foute boel was, maar eenmaal in de ambulance kon hij toch zijn tenen nog bewegen. “Maak je geen zorgen pap, alles komt weer goed”, sprak hij tegen zijn vader terwijl hij crepeerde van de pijn.
“De tijd zal het leren”
“Het gekke is dat mijn familie het veel erger vond dan ikzelf.” Natuurlijk zit je er niet op te wachten en schiet de wereld even finaal onder je vandaan, maar toen ik een paar uur alleen had liggen denken wist ik al wat ik ging doen. Ook al crosst Dave al 17 jaar, hij is pas 20 en heeft daarmee nog een heel leven te gaan. Dat besef heeft hij ook wel en dat sterkt hem. “Heel even heb ik gedacht aan het feit dat ik misschien nooit meer zou crossen, maar daar was ik vlug overheen”. Al vrij snel kreeg hij wat prikkels in zijn onderlichaam wat resulteerde in gevoel in buikspieren, heupen en het linkerbeen. Het rechter blijft nog wat achter maar dat zou met een zwelling te maken kunnen hebben die de zenuwen nog wat afklemt. “De tijd zal het leren”, zegt Dave opgewekt. Maandag mag hij naar de revalidatie afdeling waar ze aan het herstel gaan werken. “Daar kijk ik echt naar uit”. Daar kan hij weer bouwen aan zijn lichaam en zijn geestelijke gesteldheid. Hij relativeert het hele geval onwaarschijnlijk goed en makkelijk. Het is een nuchtere jongen met nog steeds een positieve kijk op het leven. “Er zijn altijd weer ergere gevallen” zegt hij wijs en zo is het ook.
“Positief denken en keihard werken”
Zoals de prognose nu is heeft Dave kans op een herstel van 30%. De mogelijkheid is dus redelijk aanwezig dat hij weer zal kunnen lopen. Op welke manier en hoe hard is nog onduidelijk. Een groot voordeel is wel dat hij een opleiding sportleeraar volgde, waardoor hij, tezamen met zijn jarenlange crosscarriere een atletisch lichaam opbouwde. Dan heb je al heel wat stappen voor op een niet sporter. Door zijn snelle herstel nu al heeft zijn lichaam gelukkig nog niet veel spierkracht verloren. Zijn instelling komt op veel punten overeen met die van Joël Roelants. “Positief denken en keihard werken”. Ik was van plan zijn situatie niet te vergelijken met die van Joël maar dat lukt bijna niet. Dat komt waarschijnlijk omdat crossers, en zeker diegene die op een wat hoger niveau rondhangen, toch een bepaalde overeenkomende mentaliteit hebben. Het zijn solisten die gewend zijn alles zelf te moeten doen onder de meest onmogelijke omstandigheden. Opgeven past daar dus niet bij. Crossen doet wel degelijk iets met je. “Ik was al een tijd gewend aan een gediciplineerd leven. Veel trainen, op mijn eten letten en voldoende rust nemen. Mijn droom was tenslotte om ooit “broodcrosser” te worden. Ja, zijn droom heeft nu ongewild een andere wending genomen. Dave heeft niet het gevoel dat zijn weg ophoudt of dat hij terug moet. “Ik sla gewoon een andere weg in dan dat ik van plan was. Als het mag van “hierboven” ga ik weer terug op de motor, want dat is uiteindelijk het enige wat ik wil. Het is mijn leven altijd geweest en zal het ook altijd blijven, op welke manier dan ook”, zegt hij vastbesloten. Dave is niet gelovig maar heeft na zijn val toch wel stiekem en stilletjes een paar keer gebeden. Daar hoef je ook niet iedere zondag voor in de kerk te zitten. Iedereen is altijd welkom. Op een moment als dit besef je wel dat niets vanzelfsprekend is.
“Dat deed me echt wel iets”
Er is al erg veel bezoek aan zijn bed geweest de afgelopen maand. Veel familie en vrienden kwamen hun steun betuigen. Zijn vriendengroep is groot en hecht. Dat werd met oud en nieuw maar weer eens duidelijk. Met z’n allen kwamen ze naar Nijmegen om, zoals eerder gepland, samen de jaarwisseling te vieren. “Dat deed me echt wel iets”. Heel veel steun heeft Dave nu van zijn ouders en zusje. “Die hadden er nog meer pijn van als ik, maar daar heb ik ze snel vanaf geholpen”. Door je positief op te stellen en hen te laten merken dat je nog voldoende levensvreugde ziet voor de toekomst wordt het voor hun ook een stuk makkelijker en relaxter. Niemand is er blij mee maar je moet toch door. Het is een veelgehoord cliché maar wel de keiharde waarheid.
Hij gaat lopen en motorrijden
Als er een korte stilte valt vraagt Dave me of ik nog iets wil weten. Het was ook geen interview. Ik was gewoon op bezoek en we hebben gezellig gepraat. “Ik probeer na half negen mijn rust te nemen” zegt hij beleefd. “Ik heb nog geen dag zonder bezoek gezeten en da’s toch best vermoeiend.” Het is nu een omgekeerde wereld voor hem. Voorheen liep hij makkelijk een uur aan een stuk in een vlot tempo. Nu is een dag wakker zijn al vermoeiend. “Da’s wel even wennen”, lacht hij. Maandag wil hij uitgeslapen en fit zijn. Dan gaat het gebeuren en daar heeft hij erg veel zin in.
Als ik na mijn afscheid door het “Radbouddorp” slenter moet ik het even verwerken. Dat zo’n jongen op die leeftijd zo positief kan zijn vind ik bizar. Of hij ooit weer zijn oude niveau gaat halen weet ik niet maar ik weet zeker dat hij terugkomt. Hij gaat lopen en motorrijden.
Ik zag het in zijn ogen…