Sorry vriend
Op een zomeravond, het moet 1982 geweest zijn, ben ik de laatste hand aan het leggen aan mijn grote liefde. Vandaag een clubwedstrijd gereden en morgen MON, dus poetsen geblazen.
Altijd als ik klaar ben start ik hem nog even. Gewoon om helemaal zeker te zijn. Ik rijd twee keer heen en weer in de doodlopende straat waar we wonen en zet hem met een gerust hart tegen de schuurdeur. “Hé, da’s een mooi ding”, hoor ik achter me. Mijn vader heeft een vriend op visite die me hoorde rijden en komt er geinteresseerd bij staan. “Ik heb vroeger ook gecrossd”, zegt hij stoer en doet een stap naar mijn blinkend juweel.
Hij pakt het stuur vast en doet wat iedereen doet die geen motor rijdt. Hij draait een paar keer aan de gashendel en laat de schuif onder in de carburateur knallen. Dan trekt hij een paar keer aan de koppeling en doet weer een stapje achteruit. Heel bang ben ik voor de vraag, waarvan ik zeker weet dat ie komen gaat. “Mag ik eens proberen?” zegt hij dan toch en ik sta voor een dilemma. Het is tenslotte een vriend van mijn pa en daarbij heeft hij gecrossd, ooit, ergens, zegtie.
Ik besluit het risico te nemen en geef hem wel mee dat het een “500” is en dat zo’n ding redelijk hard trekt. “Ben wel wat gewend” zegt hij lachend en stapt op mijn “beste vriend.” Bij de eerste twee trappen slaat mijn maat protesterend tegen de man zijn enkel waarna ik hoop dat hij het opgeeft. De derde keer krijgt hij hem dan toch aan de gang. Hij geeft een paar keer goed gas en besluit dan de koppeling maar in één keer los te laten. Vervolgens trekt hij hem na een meter of tien achterover met de gas bijna helemaal open. De man is maximaal uit zijn pak gescheurd en zit helemaal onder de schaafwonden.
Ik moet lachen en huilen tegelijk. Mijn dierbare motor ligt daar, benzine huilend en zwaar geschaafd in de goot van de straat.
Als ik naar de plek des onheils loop heb ik helemaal geen oog meer voor de ontredderde man op de grond. Starend loop ik naar mijn motor en pak hem liefdevol op. Ik voel me schuldig. De man excuseert zich misschien wel 20 keer maar daar reageer ik niet eens meer op. Triest duw ik mijn Oostenrijkse vriend naar de schuur. Stuur krom, handvat gehalveerd en de zijkappen helemaal onder de krassen. Ik zet hem weer tegen de schuurdeur en schiet vol.
Altijd als ik klaar ben start ik hem nog even. Gewoon om helemaal zeker te zijn. Ik rijd twee keer heen en weer in de doodlopende straat waar we wonen en zet hem met een gerust hart tegen de schuurdeur. “Hé, da’s een mooi ding”, hoor ik achter me. Mijn vader heeft een vriend op visite die me hoorde rijden en komt er geinteresseerd bij staan. “Ik heb vroeger ook gecrossd”, zegt hij stoer en doet een stap naar mijn blinkend juweel.
Hij pakt het stuur vast en doet wat iedereen doet die geen motor rijdt. Hij draait een paar keer aan de gashendel en laat de schuif onder in de carburateur knallen. Dan trekt hij een paar keer aan de koppeling en doet weer een stapje achteruit. Heel bang ben ik voor de vraag, waarvan ik zeker weet dat ie komen gaat. “Mag ik eens proberen?” zegt hij dan toch en ik sta voor een dilemma. Het is tenslotte een vriend van mijn pa en daarbij heeft hij gecrossd, ooit, ergens, zegtie.
Ik besluit het risico te nemen en geef hem wel mee dat het een “500” is en dat zo’n ding redelijk hard trekt. “Ben wel wat gewend” zegt hij lachend en stapt op mijn “beste vriend.” Bij de eerste twee trappen slaat mijn maat protesterend tegen de man zijn enkel waarna ik hoop dat hij het opgeeft. De derde keer krijgt hij hem dan toch aan de gang. Hij geeft een paar keer goed gas en besluit dan de koppeling maar in één keer los te laten. Vervolgens trekt hij hem na een meter of tien achterover met de gas bijna helemaal open. De man is maximaal uit zijn pak gescheurd en zit helemaal onder de schaafwonden.
Ik moet lachen en huilen tegelijk. Mijn dierbare motor ligt daar, benzine huilend en zwaar geschaafd in de goot van de straat.
Als ik naar de plek des onheils loop heb ik helemaal geen oog meer voor de ontredderde man op de grond. Starend loop ik naar mijn motor en pak hem liefdevol op. Ik voel me schuldig. De man excuseert zich misschien wel 20 keer maar daar reageer ik niet eens meer op. Triest duw ik mijn Oostenrijkse vriend naar de schuur. Stuur krom, handvat gehalveerd en de zijkappen helemaal onder de krassen. Ik zet hem weer tegen de schuurdeur en schiet vol.
Sorry vriend, ik zal het nooit meer doen…